Planned Obsolescence: Hoe jouw producten steeds sneller verouderen

Planned Obsolescence: Hoe jouw producten steeds sneller verouderen

In een wereld waarin technologie zich razendsnel ontwikkelt en consumenten steeds hongeriger worden naar de nieuwste gadgets, speelt planned obsolescence, oftewel geplande veroudering, een steeds grotere rol. Dit fenomeen, dat bewust door bedrijven wordt toegepast, zorgt ervoor dat producten sneller vervangen moeten worden dan technisch noodzakelijk is. Maar wat houdt dit precies in? Wat zijn de gevolgen? En hoe kunnen we hier als consument en maatschappij mee omgaan? In dit artikel duiken we dieper in de wereld van geplande veroudering.

Wat is planned obsolescence?

Planned obsolescence verwijst naar de bewuste strategie van fabrikanten om producten zo te ontwerpen dat ze een beperkte levensduur hebben. Dit kan betekenen dat een product na een bepaalde periode niet meer functioneert zoals bedoeld, moeilijk te repareren is, of snel verouderd raakt door nieuwe trends of technologieën.

Er zijn verschillende manieren waarop bedrijven geplande veroudering toepassen:

  1. Technische veroudering: Onderdelen zijn zo ontworpen dat ze sneller slijten of niet vervangbaar zijn.
  2. Economische veroudering: Reparatiekosten worden zodanig hoog gemaakt dat het goedkoper is om een nieuw product te kopen.
  3. Psychologische veroudering: Door marketing en trends worden consumenten verleid om steeds de nieuwste versies te kopen, ook al functioneert het oude product nog prima.
  4. Softwarematige veroudering: Updates die oudere apparaten vertragen of niet meer compatibel zijn met nieuwe technologie.

Geschiedenis van planned obsolescence

Hoewel het concept al langer bestond, werd het officieel voor het eerst besproken in de jaren ’30 tijdens de Grote Depressie. De Amerikaanse vastgoedontwikkelaar Bernard London stelde voor om geplande veroudering te gebruiken als een manier om de economie nieuw leven in te blazen door consumenten te dwingen om nieuwe producten te kopen. Sindsdien is het een vast onderdeel geworden van vele industrieën, van elektronica tot mode en zelfs in de auto-industrie.

Een bekend voorbeeld is de gloeilampindustrie, waar bedrijven samenzweerden om de levensduur van lampen te beperken tot 1.000 uur om meer verkopen te genereren. Dit staat bekend als het Phoebus-kartel, dat in de jaren ’20 ontstond.

Gevolgen van planned obsolescence

Hoewel geplande veroudering voor bedrijven lucratief kan zijn, heeft het verstrekkende negatieve gevolgen:

  1. Milieu-impact:
    • Groeiende e-waste (elektronisch afval) door weggegooide apparaten.
    • Uitputting van natuurlijke hulpbronnen door constante productie.
    • Toename van CO2-uitstoot door overproductie en logistiek.
  2. Financiële impact voor consumenten:
    • Consumenten moeten vaker nieuwe producten kopen, wat financiële druk oplevert.
    • Kosten van reparaties zijn vaak hoger dan de aanschaf van een nieuw product.
  3. Ethische bezwaren:
    • Het moedwillig beperken van productlevensduur wordt gezien als misleiding van de consument.
    • Slechte arbeidsomstandigheden in lagelonenlanden om de constante vraag te kunnen bijhouden.

Wat kunnen consumenten doen?

Hoewel geplande veroudering een systeemprobleem is, kunnen consumenten zelf bewuste keuzes maken om de impact te verminderen:

  • Koop bewust: Investeer in merken die duurzaamheid en repareerbaarheid prioriteren.
  • Onderhoud producten: Regelmatig onderhoud kan de levensduur van producten verlengen.
  • Vraag om reparaties: Ondersteun initiatieven zoals het “right to repair”, waarbij fabrikanten verplicht worden reserveonderdelen en reparatiehandleidingen beschikbaar te stellen.
  • Refurbished en tweedehands: Overweeg om gereviseerde producten te kopen in plaats van nieuwe.
  • Doe onderzoek: Leer meer over de reputatie van bedrijven op het gebied van duurzaamheid voordat je een aankoop doet.

Toekomst van planned obsolescence

De bewustwording rondom geplande veroudering groeit en zowel overheden als organisaties nemen maatregelen om deze praktijk te bestrijden. In de EU worden wetten aangenomen die fabrikanten verplichten om hun producten langer repareerbaar te maken en duidelijke informatie te verstrekken over de levensduur.

Daarnaast zien we steeds meer bedrijven die inzetten op een circulaire economie, waarbij producten zo ontworpen worden dat ze herbruikbaar, repareerbaar en recyclebaar zijn.

Conclusie

Planned obsolescence heeft grote gevolgen voor consumenten en het milieu, maar bewustwording en actie kunnen helpen om de negatieve impact te verminderen. Door kritisch te kijken naar onze consumptiekeuzes en te pleiten voor transparantie en duurzaamheid, kunnen we een stap zetten naar een eerlijkere en duurzamere toekomst.